Orienterende fase
In deze fase van het ontwerpproces maak je op een zo breed mogelijke manier kennis met het thema.
Leerdoelen:
-
Ik kan brainstormen over het thema en woord en beeld/geluid
​
-
Ik heb me breed op de mogelijkheden van het thema hebt georiënteerd.
​
-
Ik kan me laten inspireren door de teksten en afbeeldingen in de lesbrief van het thema.
Manieren om te oriënteren
Bij ieder thema is het belangrijk dat je eerst op zoveel mogelijk ideeën komt zodat je daarna uit al die ideeën een bewuste keuze kan maken om door te gaan in het ontwerpproces. Dat doe je door te brainstormen.
Voorwaarden om te brainstormen
Je hebt een aantal voorwaarden nodig om te brainstormen, zo creeër je de juiste sfeer om alle creatieve breinen aan te zetten.
​
-
Oordeel uitstellen: alle ideeën zijn welkom. Oordeel dus niet meteen over de ideeën van andere of die van jezelf.
-
Ga voor kwantiteit: je wilt zoveel mogelijk ideeën verzamelen. Blijf doorgaan met bedenken, ook als je al veel bruikbare ideeën hebt. De eerste ideeën zijn vaak de meest voor de hand liggende.
-
Lift mee op de ideeën van anderen. De ideeën van een ander kunnen jou weer op nieuwe ideeën brengen.
-
Zoek wilde, ongewone ideeën. Alleen dan ontstaan er nieuwe verbindingen en écht innovatieve ideeën.
-
Neem een creatieve pauze. De beste ideeën ontstaan tijdens het wandelen, onder de douche of op feestjes! Kijk dus altijd de volgende les nog even terug naar je ideeën uit de brainstorm en vul aan waar nodig.
​
Verschillende manieren om te brainstormen:
-
Woordspin / Mindmap
-
Zet het thema in het midden van het blad en zet daar allerlei woorden / begrippen om heen die volgens jou met het thema te maken hebben. ​
-
​
-
Associatiewoorden
-
In groepswerk: begin met het woord van het thema en zeg dan om de beurt het eerste woord dat in je opkomt. ​
-
​
-
Collage
-
Pak een tijdschrift en zoek zoveel mogelijk plaatjes / woorden die volgens jou met het thema te maken hebben, plak ze op een blad. Dit mag natuurlijk ook digitaal. ​
-
​
-
Pinterest
-
Maak een pinterestbord. Pin alle plaatjes die volgens jou bij het thema passen. Probeer ook eens andere zoekwoorden uit. Deze brainstorm methode is daarom goed te combineren met een woordweb of de associatiewoorden. ​
-
​
-
ABC-methode
-
Maak een alfabet over het thema. Probeer bij iedere letter van het alfabet een woord te verzinnen dat volgens jou bij het thema past. ​
-
​
-
Brainwriting (klassikaal)
-
Deel post-its uit.
-
Iedereen schrijft zijn/haar ideeën op een post-it.
-
Verzamel alle post-its en hang ze één voor één op het (digi)bord.
-
Bespreek de post-its en categoriseer ze met de hele groep.
-
​​
- Verschillende brillen
- Bekijk het thema vanuit verschillende brillen. Voorbeelden zijn:
-
Waar denkt een kleuter aan bij dit thema?
-
Waar denkt een docent aan bij dit thema?
-
Waar denken je ouders aan bij dit thema?
-
Waar denken je opa en oma aan bij dit thema>
-
Waar denkt iemand uit de andere kant van de wereld aan bij dit thema?
-
Waar denkt een marsmannetje aan bij dit thema?
-
Waar denkt iemand uit de oertijd aan bij dit thema?
-
Waar denkt iemand uit de toekomst aan bij dit thema?
-
Waar denkt een hond aan bij dit thema?
-
Waar denkt een walvis aan bij dit thema?
-
Waar denkt een vogel aan bij dit thema?
-
Etc.