VORM
Een muziekstuk kun je ook compositie noemen.
​
Hoe een muziekstuk of lied is opgebouwd
​
Een melodie kun je zingen. Je zingt dan verschillende tonen. Als je een liedje zingt, zing je de melodie.
​
Een ritme kun je klappen met je handen, drummen op een drumstel of rappen met je stem. Als je een liedje klapt, dan klap je het ritme.
​
Een motief is een klein stukje muziek van een paar tonen. Als het motief een melodietje is, noem je het een melodisch motief. Als het motief een ritme is, noem je het een ritmisch motief.
​
Als een motief een lange tijd achter elkaar herhaald wordt, noem je zo’n motief een ostinato. Ostinato is Italiaans voor “hardnekkig”.
​
Als een motief een paar keer herhaald wordt, telkens wat hoger of lager, noem je dat een sequens. De melodie vormt als het ware een trapje.
​
Een intro of voorspel is een beginstukje van een muziekstuk. Veel liedjes beginnen met een intro. Meestal is dat zonder zang.
​
Zoals de tekst van een lied uit zinnen bestaat, zo is ook de melodie van een lied opgebouwd uit muzikale zinnen. Een muzikale zin bestaat vaak uit een voorzin en een nazin. De belangrijkste muzikale zin noem je het thema.
​
Een naspel is een eindstukje van een muziekstuk ook wel coda genoemd.
​
Een tussenspel is een (meestal kort en instrumentaal) stukje tussen gezongen delen in. Bv. tussen een refrein en een couplet.
​
Een couplet is een gedeelte van een lied. Een couplet komt nooit alleen voor, er zijn altijd meerdere coupletten. Elk couplet heeft wel dezelfde muziek, maar meestal een andere tekst. Naast coupletten heeft een lied ook vaak een refrein.
​
Refrein: (of Chorus)
Een refrein is een gedeelte van een lied dat meerdere keren gezongen wordt. Meestal blijven de tekst en de muziek hetzelfde. Een refrein kun je meestal goed meezingen.
​
Ook wel brug genoemd is een onderdeel van een lied wat niet het couplet of refrein is.
​
Een korte pauze in de muziek waarbij alles stopt. Soms wordt er in een break geïmproviseerd, soms blijft het even helemaal stil. Soms kondigt een break een verandering aan.
​
De vorm van een lied is niet altijd hetzelfde. De meest voorkomende liedopbouw is:
Intro – couplet – refrein – couplet – refrein – bridge – refrein – naspel.
In een vormschema geef je de vorm van een muziekstuk weer. Daarvoor kun je de eerste letters van het alfabet gebruiken. Dezelfde onderdelen krijgen dezelfde letter: A,A. Verschillende onderdelen krijgen verschillende letters: A,B.
Onderdelen die erg op elkaar lijken maar niet precies hetzelfde zijn geef je dezelfde letter, maar met een accent: A, A’.
De bovenstaande liedopbouw heeft als vormschema: intro – A – B – A – B – C – B – naspel.





